Op een avond toen ik al een tijd boven had liggen te slapen, schrok ik op een of andere manier wakker. Waarschijnlijk was het de flakkerende oranje gloed op het witte behang, die mij wakker had gemaakt. Ik sloop mijn bed uit en ging naar het raam. Wat was er aan de hand? Wat gebeurde er? De lucht in de verte was fel oranje gekleurd.
“Vader”, riep ik. “Vader, er gebeurt iets heel ergs! Er is brand! De hele lucht staat in brand!” Mijn ouders waren nog beneden en ik stommelde in paniek in het donker de steile trap naar beneden af.
Er brandde regelmatig een boerderij of boerenschuur af, vooral in de zomer, door blikseminslag of hooibroei. Maar het was nu helemaal geen zomer en die oranje gloed leek helemaal niet op de gloed van een brandende boerderij. Het was veel erger!
“Kijk eens naar buiten. Er is iets heel ergs gebeurd”, zei ik, toen ik de achterkamer binnen kwam. Mijn ouders deden de gordijnen op een kier en zagen ook de oranje gloed in de verte. “Oh”, zei mijn vader geruststellend, “Ze hebben zeker weer gas gevonden, wat ze nu aan het affakkelen zijn”. Gas, ja dat kende ik wel. Dat zat bij ons thuis altijd in zo’n grote, donkerblauwe ijzeren fles. Mijn vader ging soms met zo’n lege gasfles achter op de bagagedrager van de fiets naar de smid, om een volle op te halen. Maar wat affakkelen was en waarom ze dat deden, was me beslist niet duidelijk. ”Ze boren overal in de buurt van Slochteren naar aardgas. Ze hebben zeker weer nieuw gas gevonden en dat verbranden ze nu. Zo te zien is dit in Noordbroek. Ga maar rustig weer slapen. Er is niets ernstigs aan de hand.” Ik ging maar weer naar mijn slaapkamer en ik heb nog een tijd naar buiten gekeken, toen nog niet wetend hoe belangrijk al die aardgasvondsten voor Nederland zouden worden.
Later werden wij ook aangesloten op het aardgasnet. De geiser en de butaangas-branders werden omgebouwd. De blauwe gasfles verdween uit het keukenkastje. Mijn moeder deed het groene petroleumstel de deur uit, want ze kreeg een kooktoestel met wel vier branders. Ook de kolenkachels in de voor- en achterkamer verdwenen. Ze werden vervangen door gaskachels, die in een mum van tijd de kamers warm stookten. Het kolenhok achter huis werd afgebroken. Ik kreeg daar een zandbak, waarin ik heel wat uren heb doorgebracht. Het was in het begin van de zestiger jaren. De wereld veranderde in hoog tempo…
1 reactie
Ria Smid · 18 april 2020 op 18:53
Dat jij daarvan schrok,heb ik me toen nooit gerealiseerd, maar ik vind het nu wel logisch. Het was nogal een vlam en zeker in het donker leek dat eng; als je niet wist, wat het was.
En die zandbak herinner ik me wel.
Daar was je vaak te vinden.
Het was ook een leuke plek om er te zitten.
Ik zie het nog voor me.
Je was echt mijn broertje. Ik zat toen al in Winschoten op school!
En nu heeft dat broertje een eigen blog!
Ik geniet er wekelijks van!