De zondag was in die tijd een hele bijzondere dag. Het was een dag, die compleet anders was, dan alle andere dagen van de week. Dat andere begon ’s ochtends al bij het aankleden: De zondagse kleren lagen al keurig op een stapeltje klaar. Het was de kleding, die je alleen maar op de zondagen en op feestdagen droeg.

Voor mij bestond het uit een mooie lange broek, natuurlijk met een scherpe vouw in beide pijpen gestreken. Verder bestond het uit een overhemd met een vlinderdasje, een nette trui of een colbertjasje en natuurlijk de mooi gepoetste, zondagse schoenen.

De kachel in de voorkamer was de vorige avond al aangedaan, want op zondag gingen de suitedeuren open. We mochten de hele dag in de zondagse kamer zitten. In de keurige voorkamer stond een bankstel, een salontafeltje en een paar gemakkelijke, “luie” stoelen.

We gingen iedere zondag natuurlijk naar de kerk. Het was aan de buitenkant een heel mooi, symmetrisch gebouw, beslist niet passend bij de huizen en andere gebouwen in het dorp. De kerkdienst duurde in die tijd zeker wel zo’n anderhalf uur. We zongen de oude psalmen, luisterden naar de sombere  gebeden en naar een lange, zwaarmoedige preek in drie delen. We werden er voortdurend op gewezen, dat we slechte mensen waren. Ik kan me niet herinneren, dat ik ooit met een blij gevoel uit de kerk kwam.

Gelukkig kwam er aan het begin van de preek een rol pepermunt uit het zondagse tasje van mijn moeder. Ik mocht er dan eentje nemen en als je er niet op kauwde, dan kon je er wel zeker 10 minuten mee doen. Met veel geluk kwam er halverwege de preek vanuit de andere kant van de bank ook nog een rol langs. De pepermunt was zo ongeveer het hoogtepunt van de kerkdienst. Omdat mijn aandacht voor de preek altijd al snel verdwenen was, telde ik voor de zoveelste keer de pijpen van het orgel. Iedere keer waren het er weer drieëndertig, nooit eens meer of minder.  Vol overgave probeerde ik de laatste psalm zuiver mee te zingen, blij dat het bijna voorbij was. Daarna kon ik eindelijk naar buiten, weer naar huis.  Met een beetje pech nam mijn vader de gastdominee mee naar huis om bij ons te komen eten, zodat de predikant halverwege de middag met een volle maag aan de middagdienst kon beginnen.

We aten natuurlijk warm tussen de middag. Het eten was voor het merendeel al op zaterdag klaargemaakt. Het draadjesvlees had urenlang in de vleespan gesudderd. De stoof-peertjes stonden donkerrood gekleurd in een schaal. Soms was er warme tuttifrutti. Mijn moeder hoefde op zondag eigenlijk alleen nog maar de aardappelen te koken.  Voor toe was er dan eigengemaakte vanillepudding met zo’n lekker dik vel er bovenop. Mijn vader had de slagroom geklopt. De heilige zondagsrust had zeker invloed op de kwaliteit van het zondagse eten. Het eten op de zondag was vooral zoet.

Buiten spelen, zoals we op de doordeweekse dagen deden, was op zondag streng verboden. Zondag was immers een rustdag en die moest er anders uitzien dan de andere dagen. Met mijn zondagse vriend, die ik alleen op zondag zag, ging ik, als het niet regende, op zondagmiddag een eind wandelen. Soms gingen we over de zandpaden de velden in en verderop langs de Hoofdweg weer terug. We kregen altijd wat dop-pinda’s mee, die we onderweg oppeuzelden.

In mijn jonge jeugd moest ik altijd twee keer naar de kerk, maar toen mijn moeder eenmaal had bedongen, dat ze ’s middags moest gaan rusten en dan niet naar de kerk toe kon, werd voor mij één keer ook genoeg gevonden.  Uit solidariteit met mijn zondagse vriend, ging ik, als ik bij hem thuis was, dan toch nog maar twee keer naar de kerk.

Eigenlijk was de zondag vooral een dag waarop we ons verveelden. Alles wat we leuk vonden om te doen, mochten we op zondag niet doen. Ik kon mij niet aan de indruk onttrekken, dat ook veel grote mensen zich op zondag verveelden.

Als ik dan ’s avonds mijn kleren weer netjes op een houten kapstok in de kast had gehangen, was ik blij dat de zware zondag weer voorbij was. Morgen kon ik weer naar school en daarna gewoon weer heerlijk buiten spelen!

Categorieën: Jeugdverhalen

2 reacties

Flip Garst · 29 mei 2020 op 22:16

Een heel herkenbaar verhaal.

Ria · 30 mei 2020 op 16:03

Ik heb toch een andere herinnering aan de zondag.
Op die dag was ik wel het liefst bij een vriendinnetje.
In Westerlee was dat op een boerderij, waar we met veel mensen waren .
Mijn vriendinnetjes moesten meestal 2 x naar de kerk, terwijl ik maar 1x hoefde.
Uit solidariteit ging ik dan wel mee.
Ik durfde dan niet goed op mijn fiets te gaan, omdat het vriendinnetje dat niet mocht.Ik mocht eigenlijk altijd meer, dan mijn vriendinnen. Mijn ouders waren in dit opzicht niet zo streng vond ik!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.