Westerlee hoorde in mijn jeugd bij de gemeente Scheemda. In het hoofddorp Scheemda stond het gemeentehuis en de burgemeester woonde er. Er was zelfs een jeugdherberg.  Het dorp lag aan de betonnen verkeersweg naar de Stad en het lag ook aan de spoorlijn van Nieuwe Schans naar Groningen.

Er stonden hier en daar indrukwekkend grote huizen aan de Stationsstraat. Huizen van rentenierende boeren en fabriekseigenaren. De bijna-villa’s hadden allemaal grote, goed onderhouden tuinen met hoge beuken en kastanjes. Eigenlijk bestond het dorp uit twee dorpen: Eexta en Scheemda, maar gemakshalve noemde we het hele dorp maar gewoon Scheemda.

Op mooie zomerdagen gingen we vaak met een groep jongen en meisjes vanuit Westerlee op de fiets naar het openluchtzwembad in Scheemda. We namen dan broodjes en limonade mee. We luierden in het gras en plonsden zo nu en dan in het bruine water. Ik had daar ooit leren zwemmen. Het was destijds een niet verwarmd buitenbad, met donkerbruin gekleurd grondwater. Ik  had aan een soort hengel in het diepe water de schoolslag geleerd. Met moeite mijn hoofd boven water houdend, leerde ik de rugslag in het altijd koude water. Watertrappen was nog het gemakkelijkste onderdeel.  Ik was beslist geen waterrat, maar ik had tenminste zwemmen geleerd.

Voor meer dingen moest ik in weer en wind op de fiets naar Scheemda: Er was een muziekschool, waar ik blokfluitles kreeg en toen ik in de zesde klas zat, moest ik iedere woensdagmiddag naar Franse les. Dat werd gegeven door het  hoofd van de Christelijke school. Waarom mijn vader mijzelf die lessen niet gaf, is mij nooit helemaal duidelijk geworden. Misschien wist hij helemaal niets van de Franse taal. “Papa fume une pipe et maman lit le courant”. Ik weet nog steeds de eerste zinnen, die ik toen heb geleerd. Na de lagere school ging ik een jaar lang in de stad Groningen naar school. Mede door de lange reistijd was dat beslist geen succes. Ik bleef zitten en het jaar daarna ging ik naar de middelbare school in Winschoten.

In het weekend was er op vrijdagavond jeugdclub van de kerk. De eerste discoavonden werden georganiseerd, de eerste feestjes in donkere schuurtjes met muziek van de Beatles en Elvis Presley, het eerste schuifeldansje, de eerste verliefdheden en natuurlijk de eerste zoentjes. Het was een onbezorgde, gelukkige tijd.

In 1968 werd de slag bij Heiligerlee herdacht. Het was 400 jaar geleden dat de 80 jarige oorlog begon. Dat moest natuurlijk worden gevierd. Er werd in Heiligerlee, een buurdorp,  een feestweek georganiseerd met een heuse parade en een historische optocht. Zelfs prins Bernard was aanwezig. Er stond een grote feesttent in een weiland vlakbij het standbeeld van graaf Adolf, waarin de slag werd nagespeeld. Ik mocht meedoen in een dubbele figurantenrol.

Er werd maandenlang geoefend in een grote boerenschuur. Ik was soldaat in het leger van graaf Adolf. Hij kwam op een paard de tent binnen en ik volgde hem als onderdeel van het voetvolk. Bij het eerste optreden ging het nog bijna mis, omdat het paard door het applaus bij binnenkomst ging steigeren en bijna op hol sloeg. Gelukkig kreeg Adolf het paard op tijd weer onder controle. In mijn tweede figurantenrol speelde ik een jonge Spaanse officier. Ik moest midden op het toneel heel dramatisch sterven in de armen van een monnik. Het historische spel was een groot succes en het daverende applaus klonk nog lang na in mijn oren. Mijn liefde voor toneel was geboren!

Categorieën: Jeugdverhalen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.