Er was een facet, wat ik nog niet had meegemaakt in het onderwijs en dat was omgaan met de dood. Dood was niet iets wat me dagelijks bezig hield, al zeker niet in mijn onderwijswerk. Toch kwam ik er een aantal keer mee in aanraking: De handvaardigheidsleerkracht stierf aan een niets ontziende kanker en de juf van groep 4, die zo maar doodging in het ziekenhuis na een eenvoudige ingreep, die op routine werd uitgevoerd. Beide keren waren we op school ontdaan en erg verdrietig. Op de dag van de begrafenis ging de school dicht, zodat het hele team in de gelegenheid was om naar de begrafenis te gaan.
Op een van de laatste mooie dagen in mei moesten de leerlingen van groep zeven om negen uur aan het praktisch verkeersexamen beginnen. Om half negen was de leerkracht van de groep nog steeds niet aanwezig. Ik belde naar zijn thuistelefoon, maar er werd niet opgenomen. De leerlingen stonden zenuwachtig met de fietsen in de rij klaar om naar het startpunt van de fietsproef te gaan. In de verte waren vaag allerlei sirenes te horen. Ik stelde voor, om in afwachting van zijn komst, dat ik dan maar met de klas naar het verkeersexamen zou gaan. Hij zou toch zo wel komen? Daar gingen we in een lange rij twee aan twee naar de straat achter het politiebureau. De kinderen kregen allemaal een rugnummer. De verkeersouder bleef bij de start om de kinderen ordentelijk te laten starten en weer op te vangen. Ik ging naar een van de controleposten halverwege de route.
Nog steeds geen leerkracht. Ik voelde me er niet gerust onder. Waar was hij? Hij kwam nooit te laat. Ik had hem net kunnen benoemen. Hij was pas afgestudeerd en had een huisje in de buurt van de school gekocht. Hij woonde samen met een leuke vriendin. Net voordat de laatste leerling voorbij zou komen, kwam de voorzitter van de ouderraad eraan. “Er is net gebeld”, zei ze. Uit haar verdere verhaal bleek dat hij verongelukt was, met opzet. Een doodsprong voor de trein. Het suisde in mijn hoofd. Wat stond mij te doen ? Koortsachtig zette ik alles op een rij. Het belangrijkste nu waren de kinderen van zijn groep. Ik vroeg haar naar school terug te gaan en om advies te vragen aan de schoolmaatschappelijk werkster. “Haar telefoonnummer hangt aan het prikbord in mijn kamer”.
Met de kinderen fietste ik terug naar school. Het advies was om het de kinderen maar direct te vertellen, voordat ze het van anderen zouden horen. “Jullie meester is overleden, vanochtend, vlak voor schooltijd”. Ik kon ook mijn emoties niet meer de baas. Waarom zou ik ook. Verslagen en intens verdrietig zaten de kinderen in groepjes bijeen. Sommigen waren liever even alleen. Het waarom was de grote vraag van iedereen. Waarom stap je eruit, als heel het leven nog voor je ligt? De klas heeft geen les meer gehad die dag. Samen zijn we naar de begrafenis geweest en samen hebben we de tekeningen en de brieven op zijn kist gelegd. Tekeningen over de Hemel, waar hij nu vast wel zou zijn. Samen hebben we zijn moeder en zijn vriendin heel veel sterkte gewenst.
Pas later vond ik gedichten en teksten van liedjes in de computer die in zijn klas stond. Er zat een lied van Klein Orkest, geschreven door Harry Jekkers tussen: “Alleen en in z’n eentje”.
Daar loopt ie alleen, alleen en in z’n eentje,
Z’n lichaam nog kleiner dan z’n tas.
Daar loopt ie alleen, te dromen in z’n eentje,
Z’n wereld nog groter dan zijn bosatlas.
Hij spreidt z’n jas tot vleugels,
En de wind die neemt hem mee.
Hij zweeft hoog boven het schoolplein
En dan lanDT ie met dee tee.
Daar zit ie alleen, alleen en in z’n eentje,
Naast het aquarium in de klas.
Daar zit ie alleen en schrijft met z’n vinger
De naam van de mooiste maanvis op ’t glas.
Hij leest boven de oefening
De vetgedrukte zin:
Vul op elk stippellijntje,
Niet meer dan één woord in!
Het heeft jarenlang ingelijst boven mijn bureau in mijn kantoor gehangen…
1 reactie
Ria · 9 juni 2019 op 20:54
Ik weet even niet, wat ik moet zeggen.
Mooi verwoord hoor, ik zag het voor me!