Er was sprake van een zogenaamde “witte vlucht”. Dat betekende voor mijn school, dat veel kinderen met een Nederlandstalige achtergrond en meestal met wat hoger opgeleide ouders de school verlieten. De ouders kozen dan een “witte” school in een naburige wijk, waar de kinderen hun basisschooltijd vervolgden.
Het was een niet tegen te houden proces. Als een school eenmaal over een kritische grens heen was, dan ging het snel. Het meest teleurstellende moment was de mededeling van een van de bestuursleden, dat ze haar twee kinderen ook naar een andere school ging doen. Dit bezegelde min of meer het zwarte lot van de Meander. Toch ging het leerlingenaantal niet omlaag. In het kader van de gezinshereniging en de stroom vluchtelingen uit voormalig Joegoslavië bleef het aantal leerlingen vrij stabiel. De paar Nederlandstalige kinderen die waren gebleven, kwamen vooral uit de lagere sociale milieus. Een van die kinderen was Maarten in groep 7. Zijn resultaten waren vrij behoorlijk, ondanks zijn erg lage werktempo. Hij zat het grootste gedeelte van de dag voor zich uit te staren en te dagdromen. Hij kwam uit een gezin met 4 kinderen en hij woonde een paar straten van het hoofdgebouw verwijderd.
Op een dinsdag, toen ik op de dependance was, was Maarten weer erg traag geweest met zijn werk. Zo traag, dat zijn juf hem tussen de middag na liet blijven om wat van zijn werk af te maken. In dat kwartier maakte hij gelukkig zijn taalwerk af en na ruim 15 minuten mocht hij naar huis om te gaan lunchen. Bij het oversteken van het plein werd hij door een klasgenoot achterna geroepen: “Hé slome, ben je eindelijk klaar met je werk?”
Even na half twee werd ik door de conciërge van de school gebeld: “Je moet onmiddellijk komen. Er is hier een groot probleem”. Hij had al weer opgehangen, voordat ik ook maar kon vragen, wat er aan de hand was. Ik pakte snel mijn tas in en fietste in een snel tempo naar het hoofdgebouw.
Ik trof juf Eva aan in mijn kantoor: Huilend, snikkend, helemaal van de kaart. De conciërge had de groep even overgenomen. Wat was er gebeurd? Met horten en stoten kwam het verhaal eruit: De vader van Maarten was na de middagpauze op school gekomen en hij had zijn zoon in de klas gebracht. Hij had de juf, zonder verdere aanleiding, met zijn vlakke hand een harde klap in het gezicht gegeven. Na de klap had hij zich omgedraaid en was rustig naar de deur gelopen. Daar had hij zich omgedraaid en zei hij zoiets als: “Haal het niet weer in je hoofd om hem nóg eens straf te geven!”
Wat nu? Wat moesten we doen? Wat moest ik doen? De andere leerkrachten, die ervan hoorden in de loop van de middag, vonden allemaal dat Maarten direct van school verwijderd moest worden en dat Eva aangifte moest doen bij de politie. Iedereen had een mening. Eva is die middag naar huis gegaan en heeft de verdere week niet meer gewerkt. De groep kreeg de rest van de middag les van de Turkse leerkracht.
Ik nam het besluit om bij de betreffende vader thuis op bezoek te gaan en hem mee te delen dat hij niet meer op het schoolterrein en in het schoolgebouw mocht komen. Aan de conciërge zei ik, dat als ik binnen een uur niet terug zou zijn, hij polshoogte moest gaan nemen. Met lood in mijn schoenen belde ik even later aan. De aangeboden koffie nam ik niet aan. Op mijn vraag waarom hij de juf een klap had gegeven, kwam hetzelfde antwoord: “Hij had geen straf verdiend”. Hij bleef bij zijn standpunt, ook toen ik hem uitlegde dat het geen straf was, maar dat Maarten alleen maar zijn werk moest afmaken. “Ze moet hem altijd hebben!” Ik deelde hem het plein- en schoolverbod mee. Schouderophalend hoorde hij mij aan. “Ik weet niet of de juf aangifte bij de politie gaat doen. U bent echt veel te ver gegaan! Als u het met iets niet eens bent gaan we in gesprek en gaan we niet slaan”. Mijn boodschap kwam niet aan en excuus zou er niet komen.
Eva besloot die week om geen aangifte te doen. Ze wilde er verder geen gedoe over en ze wilde het voorval het liefst maar zo snel mogelijk vergeten. De algemeen directeur stuurde een officiële brief met het plein- en schoolverbod aan de vader. Nog geen week later gingen de kinderen uit het gezin naar een andere school. Jammer voor hen, maar in deze situatie was dat misschien ook wel het beste…