Het was, zeker in het begin, nogal wennen geweest op mijn nieuwe werkplek in Katwijk. Van het ene uiterste was ik naar het andere uiterste gegaan: Van een bijna “zwarte” school naar een helemaal “witte” school. Van een school die voor ruim 80% uit Islamitische kinderen bestond, naar een school met bijna 100% hervormde, gereformeerde en evangelische kinderen.
Er waren zelfs een paar kinderen uit orthodoxe gezinnen, die bij ons naar school gingen. Kinderen, die thuis geen televisie en computers hadden. Ik had ineens weer tijd voor het onderwijs, voor de ontwikkeling van leerkrachten en tijd voor de ontwikkeling van mezelf. De opleiding voor directeur primair onderwijs, die ik in Dordrecht al was begonnen, maakte ik in snel tempo af.
De vereniging, waar ik voor werkte, had in Katwijk aan Zee en in Katwijk aan de Rijn acht scholen. Het schoolbestuur was nog ouderwets, bijna regentesk. Ze bestuurden beslist niet op afstand. Het belangrijkste voor hen was, dat alle grote kerkgenootschappen in het bestuur waren vertegenwoordigd. Bij de maandelijkse bestuursvergaderingen waren wij, als directeuren ook altijd aanwezig. Het meest uitgebreide agendapunt was altijd de staat van onderhoud van de gebouwen. De rest werd vooral aan ons, directeuren, overgelaten. Dat betekende een grote vrijheid op het gebied van onderwijs en personeel. Het enige uitgangspunt van het personeelsbeleid was, dat het totaal van de toegekende formatierekeneenheden niet mocht worden overschreden.
Het bestuur hield zich ook bezig met klachten. Zo moest ik een keer bij de voorzitter en secretaris komen, omdat er een klacht tegen mij was ingediend. Op mijn vraag wat voor klacht dat was, kreeg ik als antwoord, dat ze dat wel op de afgesproken avond zouden vertellen. Ik vroeg mij af wie er kon hebben geklaagd: Welke ouder, wat was er niet goed gegaan? Ik had werkelijk geen idee. Die avond bleek dat een van de leerkrachten een officiële klacht had ingediend. Ik nam haar niet serieus, had haar uitgelachen en ik ondersteunde haar niet. Ook had ik haar “meid” genoemd en vroeg ik naar dingen waar ik niets mee te maken had. Het bestuur paste wederhoor toe en ik vertelde hen wat er met betrekking tot die leerkracht allemaal was gebeurd. De juf had mij een keer geroepen, omdat er een leerling uit haar groep niet meer wilde staan. Ze bleef maar op de grond liggen. Toen ik in de klas kwam en zei: “Miriam, ga eens staan“, gehoorzaamde het meisje onmiddellijk. Ze ging lachend staan, alsof het een leuke grap was. Naderhand had ik tegen de leerkracht zoiets gezegd als: “Trek het je niet aan meid, Miriam wil alleen maar negatieve aandacht“. Als ik wel eens vroeg: “Hoe was je weekend? Heb je een leuke vakantie gehad?“, dan kreeg ik als antwoord: “Waarom vraag je dat? Je hebt daar niets mee te maken.” De verhoudingen waren inderdaad niet optimaal. Na een tijdje deed ik dan ook maar geen moeite meer om nog persoonlijk contact te krijgen. Hoe het bestuur de klacht verder heeft afgehandeld, weet ik niet. Ik heb de leerkracht naderhand nog gezegd, dat het handiger was om, als er haar iets dwars zat, dat eerst met mij te bespreken.
Soms was er binnen het bestuur best wel sprake van enige belangenverstrengeling, omdat een van de bestuursleden een schildersbedrijf had. Hij had alle 8 gebouwen en onze dependance in onderhoud. Een keer per jaar hield het bestuur een verplichte jaarvergadering, waar alle leden van de vereniging voor werden uitgenodigd. De opkomst van de leden werd ieder jaar kleiner, tot we als directeuren van de scholen nog als enigen aanwezig waren, terwijl we niet eens lid van de vereniging mochten zijn. Het werd tijd voor een meer professionele organisatie: Een stichting met een stichtingsdirecteur, met een bestuur die op hoofdlijnen zou gaan besturen. Er werd een taakgroep ingesteld, die dit proces in gang zou zetten en die uiteindelijk de naam van de nieuwe stichtingsdirecteur zou voordragen aan het nieuwe bestuur. Ik was vanuit de directeuren afgevaardigd in de commissie en er werd een adviseur ingehuurd die ons met raad en daad bijstond. Er waren heel wat vergaderingen nodig om het doel te bereiken, maar in het vroege voorjaar kon er een stichtingsdirecteur worden benoemd.
We telden weer mee in modern onderwijsland!